Getuigenfotografie
Over de atelierfoto’s van Didier Verriest
Het atelier van de kunstenaar is in alles de tegenpool van de expositieruimte waar hij na het verrichten van de artistieke arbeid terechtkomt. In het atelier wordt het werk opgezet, in de expositieruimte wordt het getoond. In het atelier komt weinig ander volk, in de expositieruimte (hopelijk) net wel. Het ene is ‘the inner room’, het andere
‘the showroom’. In het atelier leeft, denkt, werkt en rust de kunstenaar (het is opvallend in hoeveel ateliers er ook een bed of sofa staat), in de showroom etaleert hij. In het atelier is de kunstenaar de baas, in de exporuimte meestal niet. En zo zijn er wel meer vergelijkingen mogelijk.
Het atelier als sacrosanctum. Als ‘ervaren cultuurjournalist’ ben ik al in vele tientallen (wellicht zelfs meer) kunstenaarsateliers op bezoek geweest. Telkens leek het op een binnendringen in een stukje privacy, hoe bescheiden ik me ook opstelde. Telkens gaf de kunstenaar onontkoombaar dingen bloot die hij of zij eigenlijk niet wilde blootgeven: onaffe werkjes, mislukte werken, probeersels, aanzetten, lege glazen, overvolle asbakken… En voor de rest is er geen enkel atelier dat op een ander lijkt: de persoonlijkheid van de kunstenaar vormt elke plek om tot een uniek stukje eigen leefwereld, tot een territorium met eigen wetten en afspraken. Je hebt rommelige versus cleane ateliers, grote versus kleine, huiskamerateliers versus zolderateliers, oude fabriekspanden versus lofts… Maar overal is er één constante: de zoektocht naar zo veel mogelijk helder, rijkelijk stromend licht. Het licht en de lucht van het Noorden, beroemd gemaakt door de Hollandse schilderkunst van de 17e eeuw.
Naast critici, vrienden, familie, verzamelaars, galeriehouders is er nog een categorie van mensen die op een kunstenaarsatelier geduld wordt: de fotograaf. Als de kunstwerken niet naar zijn studio gebracht worden, is het atelier vaak de plek waar ze gefotografeerd worden, met het oog op inventarisering, digitalisering, aanmaak van catalogi, persfoto’s en dies meer.
Zo’n fotograaf is Didier Verriest. Het duurde even voor zijn naam in deze bijdrage viel, maar dat is bewust: de fotograaf blijft in de luwte. En Verriest vertoeft daar graag. Hij noemt zich nadrukkelijk géén kunstfotograaf, wel ‘een getuige van de kunst’.
De voorbije twee jaar heeft hij ettelijke ateliers bezocht van Belgische kunstenaars: van de bekendste namen tot (vooralsnog) minder bekende. Overal maakte hij een foto van ‘de kunstenaar in zijn of haar atelier’. Het zijn allemaal kleurenfoto’s: Didier Verriest vindt de kleurensfeer die elk atelier uitstraalt essentieel onderdeel uitmaken
van de uiteindelijke foto, omdat kleur wezenlijk behoort tot de essentie van het oeuvre van alle gefotografeerde kunstenaars.
Tachtig foto’s zijn het resultaat, te zien in een expositie in de Zebrastraat Gent, maar ook in een boek. Ze willen geen ‘kunstfoto’s’ zijn, genre Dirk Braeckman of Charif Benhelima: dit is, in de woorden van Verriest, ‘getuigenfotografie’. En, naast een tijdelijke tentoonstelling, komen dergelijke foto’s het best tot hun recht in een boek.
Opvallend in de werken is het evenwicht tussen de kunstenaar en zijn of haar atelier. Geen van beide krijgt voorrang; het gaat om de kunstenaar in de biotoop die hij/zij zelf gecreëerd heeft. Het zijn geen portretten, maar evenmin architecturale foto’s.
Het zijn beelden van ruimtes met hun bewoner. Meer nog, het zijn de ‘props’
die elk beeld zijn betekenis geven, die de ‘cohabitation’ van kunstenaar en atelier kleur én betekenis geven. Pjeroo Roobjee in zijn atelier vol met stapels boeken. Honoré d’O in zijn voormalige Gentse atelier, bij een installatie met mondmaskers. Een bordje met ‘niet spuwen’ op in het atelier van Karl Mechnig. Het speelgoed in het atelier van Mugo. De haast sacrale sfeer in het verfvertrek van Michaël Borremans. De manier waarop Sofie Muller een van haar beelden aanraakt. De attitude van
Jan Fabre als kunstenaar/entrepreneur. De zelfgekozen solitude van Luc Tuymans.
Verriest werkt digitaal, is geen ‘laboman’ (uit de goede, oude tijd van de analoge fotografie), maar daarom is hij nog geen uitgesproken ‘computerman’ die naar hartenlust fotoshopt. De foto’s behouden de afstand van de getuige, die met eerbied een stap achteruitzet alvorens af te drukken. Het levert een respectvol maar veelbetekenend en veel vertellend dieptezicht op. Een zicht op de kunstenaar als opener en sluiter van zijn eigen tempel, waarin de artistieke arbeid wordt verricht.
Marc Ruyters